In een fase waarin het bij zijn werkgever niet goed loopt, treedt een medewerker in contact met derden om te kijken of ze samen een nieuwe onderneming kunnen oprichten. Ze appen onder meer al over een naam en locatie voor dat bedrijf. Intussen sluit de werknemer met de werkgever een beëindigingsovereenkomst met een boeteclausule voor het geval achteraf zou blijken dat er al uitzicht was op ander werk. De werkgever eist de boete van € 25.000 op. Hoe oordeelt de rechter?