Voor de rechter staat vast dat de schoonmaker na zijn ontslag door de ex-werkgever is ingehuurd als zzp’er voor de uitvoering van de werkzaamheden die hij tot zijn ontslag als werknemer heeft uitgevoerd. Hieruit leidt de rechter af dat de redenen voor het ontslag toch niet zo dringend waren voor de werkgever dat deze het ontslag op staande voet rechtvaardigden. Daarom is geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
De werknemer heeft in het ontslag berust, maar heeft wel recht op de transitievergoeding en de gefixeerde vergoeding.
Billijke vergoeding?
Maar de schoonmaker claimt ook de billijke vergoeding. Volgens de rechter is aannemelijk dat het regelmatig te laat op het werk komen belastend was voor (onder meer) de collega’s van de schoonmaker. Het is daarom ook aannemelijk dat de werkgever indien hij de schoonmaker niet op staande voet zou hebben ontslagen, zich wegens het voortdurende verzuim tot de kantonrechter zou hebben gewend met het verzoek om de arbeidsovereenkomst op (onder meer) deze grond te ontbinden. De rechter bepaalt de billijke vergoeding, gelet op het gemiddelde loon van de schoonmaker desondanks op € 7.500,=, waarop hij de transitievergoeding en het als zzp’er verdiende bedrag in mindering brengt.
Let op: Voor ontslag op staande voet is ten minste één dringende reden vereist. In dit geval ontkrachtte de werkgever zijn drie aangevoerde redenen volgens de rechter zelf, door de ex-werknemer direct als zzp-er in te huren.