Geen navorderingsaanslag over 10,5 miljoen

Een vader, met de Nederlandse nationaliteit, woonde in Nederland, maar stond sinds 2006 als inwoner ingeschreven in Duitsland en in Dubai. Hij overlijdt in 2015 in Nederland. Zijn zoon doet, daartoe uitgenodigd, geen aangifte erfbelasting omdat vader niet binnenlands belastingplichtig was en niet in Nederland woonde. Dan ontvangt hij een navorderingsaanslag over een vermogen van ruim 10,5 miljoen euro met een boete van ruim 1 miljoen euro. Hij gaat in beroep bij de belastingrechter.

Woonplaatsfictie
Als vader in de tien jaren voorafgaand aan zijn overlijden (op enig moment) in Nederland heeft gewoond, kan de zoon volgens de wet in de heffing van de Nederlandse erfbelasting worden betrokken. De inspecteur had dan in dit geval een wettelijke termijn tot half mei 2018 om een gewone aanslag erfbelasting op te leggen. Dat heeft hij nagelaten. Hij legt pas daarna een navorderingsaanslag op.

Nieuw feit
De Belastingdienst kan na de gewone aanslagtermijn echter niet zomaar navorderingsaanslagen opleggen. Vereist is dat de inspecteur beschikt over een zogenaamd nieuw feit. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Partijen zijn het erover eens dat van kwade trouw bij de zoon geen sprake is.

Onderzoek op de zitting
De Inspecteur erfbelasting heeft op de zitting verklaard dat hij vóór het verstrijken van de gewone aanslagtermijn (half mei 2018) wist dat de inspecteur inkomstenbelasting onderzoek deed naar (onder meer) de woonplaats van de vader. Hij had met de inspecteur inkomstenbelasting de praktische afspraak gemaakt dat onderzoek naar de woonplaats van erflater aan de inspecteur inkomstenbelasting over te laten en verder zelf geen onderzoek te doen. Pas na afronding van het (woonplaats)onderzoek van de inspecteur inkomstenbelasting, na half mei 2018, is hij op de hoogte gesteld van de informatie uit dat onderzoek, aldus de inspecteur. Daarom is naar zijn mening sprake van een nieuw feit.

De rechter leidt hieruit af dat de inspecteur vóór half mei 2018 wist dat vader mogelijk in de periode tien jaar voorafgaand aan zijn overlijden in Nederland woonde. Daarom nodigde hij de zoon immers uit aangifte erfbelasting te doen.

Volgens de rechter had de inspecteur vóór half mei 2018 ten minste moeten informeren bij de inspecteur inkomstenbelasting naar het lopende onderzoek, en zelf moeten beoordelen of naar zijn mening de fiscale woonplaats van erflater in Nederland lag, hetgeen hij kennelijk heeft nagelaten. Hij heeft zich te lang afwachtend opgesteld.

Oordeel rechtbank
De rechtbank vindt dat de inspecteur bij een behoorlijke taakuitoefening voor half mei 2018 een gewone aanslag erfbelasting had kunnen en moeten opleggen.

De inspecteur beschikt niet over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De navorderingsaanslag erfbelasting, de daarbij opgelegde belastingrentebeschikking en de boetebeschikking worden vernietigd.

Let op: De Belastingdienst heeft een wettelijke termijn om een gewone aanslag op te leggen. Daarna kan niet zomaar navordering plaatsvinden, ook al zou de aanslag inhoudelijk terecht zijn. We helpen u graag als u onverhoopt een navorderingsaanslag ontvangt.

Tips en actualiteiten direct in uw mailbox?

Schrijf u in voor de nieuwsbrief